De grote reu had zich tot het hoge noorden gewaagt waar vrieskou hem stond op te wachten. Als een onzichtbare mantel verspreidde de kille lucht zich over wit gebergte. De Lunar was hierbij het koudste deel van heel Feralis. Voor deze wolf geen probleem, hij was de kou gewend, hij hield er van. Hij had dan ook makkelijk praten met zijn extreem dikke winterwacht, witte pels en grote poten. Drie factoren die positief overkwamen in gebieden zoals deze. Een dikke vacht tegen het winterweer, witte pels als camouflage en grote poten om niet weg te zakken in de dikke sneeuw onder hen.
Chetan begaf zich in een langzaam tempo naar een hoger deel van het gebergte. Hij was onderweg geen leven tegen gekomen. Geen herbivoren, geen andere wolven, ook planten kregen hier de kans niet. De witte wolf begon zich langzaam af te vragen of hier überhaupt wel iets anders was dan wit. Toch gaf hij niet op om zijn doel te bereiken, wat dat dan ook mocht zijn. Als een tijger, naderend op de vijand, stapte hij met krachtige passen door het witte pakket. Zijn kop hing laag, oren en staart gingen mee in de wind, eveneens als zijn vacht. Zijn ogen half dicht geknepen, om vallende sneeuw tegen te houden. Over de sneeuw gesproken, die leek zich bij de minuut te verdubbelen. Verrotte sneeuw. De reu keek op tot de hemel die bedekt was met dikke, grijs kleurende wolken. Hij zuchtte. Wanneer zijn blik weer neerdaalde, viel deze op een donkere schim in de verte. Zonder er ook maar bij stil te staan wie of wat het was, dwaalde hij door tot het gedaante.